Begroting 2019-2022

Lokale heffingen

Inleiding

Lokale heffingen zijn inkomsten voor de gemeente, betaald door de burgers. Het zijn inkomsten die verkregen worden op grond van publiekrechtelijke regels, voornamelijk belastingen en leges die de overheid heft op grond van wettelijke bepaling van haar inwoners en gasten.

De Gemeentewet onderscheidt twee soorten lokale heffingen:

  • Gemeentelijke belastingen. Het kenmerk van belasting is dat tegenover de aan de overheid verschuldigde betaling geen direct aanwijsbare individuele tegenprestatie staat. De opbrengst van de belastingen belandt in beginsel in de algemene middelen van de gemeente en zijn dus vrij besteedbaar. De hoogte van de tarieven van belastingen is in beginsel niet wettelijk beperkt.
  • Gemeentelijke rechten of retributies. Het kenmerk van retributies is dat tegenover de aan de overheid verschuldigde betaling een direct aanwijsbare tegenprestatie staat. Die tegenprestatie kan bestaan uit een product of een dienst. De tarieven voor de retributies mogen maximaal kostendekkend worden vastgesteld (artikel 229b Gemeentewet).

De gemeentelijke rechten of retributies worden onderverdeeld in retributies en leges. Bij retributies gaat het om de uitvoering van publiekrechtelijke dienstverlening. De burger moet ook betalen als hij de dienst niet wenst (bijvoorbeeld de afvalstoffenheffing). Bij leges gaat het om de levering van individuele dienstverlening van typische overheidsdiensten van publiekrechtelijke aard (paspoorten, vergunningen enz.). Betaling vindt alleen plaats bij afname van deze producten.

In deze paragraaf zal worden ingegaan op het gemeentelijk beleid voor de bepaling van de tarieven voor belastingen, retributies en leges. De in deze begroting genoemde tarieven zijn voorlopige tarieven. De definitieve vaststelling vindt namelijk plaats bij de vaststelling van de diverse belasting- en legesverordeningen in december 2018.

Belastingen
De gemeente Renkum onderscheidt de volgende belastingen:

  • Onroerende zaakbelasting
  • Toeristenbelasting
  • Hondenbelasting

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de uitgangspunten voor de tariefstelling van deze belastingen. Vervolgens komen achtereenvolgens de genoemde belastingen aan de orde.

Uitgangspunten tariefstelling
De uitgangspunten voor de jaarlijkse tariefstelling voor de belastingen is als volgt vastgesteld:

  • Een trendmatige verhoging op basis van het inflatiepercentage voor de materiële consumptie (1/2) en lonen en salarissen (1/2) volgens de septembercirculaire;
  • Bijstelling van de trendmatige verhoging achteraf op basis van actuele gegevens over het inflatiepercentage voor de achterliggende jaren (maximaal 2 jaar) volgens de laatste circulaire Gemeentefonds.

De inflatiepercentages volgens de septembercirculaire 2018 van het Gemeentefonds worden dus toegepast als uitgangspunt voor de tariefvaststelling voor 2019. In deze circulaire zijn inflatiepercentages opgenomen uit de Macro Economische Verkenning, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het inflatiepercentage voor de materiële consumptie en het inflatiepercentage voor lonen en salarissen.
Op basis van deze uitgangspunten is de noodzakelijke trendmatige verhoging van de tarieven voor 2019 als volgt becijferd:

Inflatie Septembercirculaire Gemeentefonds
Getallen in %

2017

2018

2019

Materiële consumptie

1,50

1,60

1,60

Lonen en salarissen

0,70

3,20

2,90

Totaal

1,10

2,40

2,25

Toegepast Begroting 2018

2,50

1,90

0,00

Tarief

-/-  1,40

0,50

2,25

Cumulatief

-/- 1,40

-/- 0,90

1,35

Op basis van het voorgaande bedraagt de trendmatige verlaging van de tarieven voor 2019 in totaal 1,35%.